Op deze pagina vind je biografische informatie over de tekenaars die ik heb nagevolgd in mijn project Voetsporen.
Jan de Beijer (1703-1780)
Jan de Beijer werd geboren in Zwitserland (zijn oom was daar op zoek naar huurlingen voor het leger van de Verenigde Provinciën), maar verhuisde jong al naar Emmerich. Zijn achternaam verwijst naar deze ‘Duitse’ afkomst.
Hij was een leerling van Cornelis Pronk en maakte deel uit van de topografische tekenaars: tekenaars die er in de zomer op uit trokken om stadsgezichten te tekenen, in opdracht van uitgevers van atlassen. In de winter verwerkten zij hun schetsen tot gravures om de atlassen te drukken, waaronder ‘Verheerlijkt Nederland’, in verschillende delen uitgegeven door de drukker Tirion in de jaren 1745-1774.
Voor mijn project was het bijzonder aardig dat De Beijer zijn tekeningen dateerde: zo weten we dat hij op 20 juli 1750 in Culemborg was.
Een stukje verdwenen Culemborg, de Lekpoort (iets rechts van de molen te zien), op 20 juli 1750 getekend door Jan de Beijer. Op deze plek vind je nu tennisvelden. Van de molen in de achtergrond resteert nu nog het onderste gedeelte.
Lambertus Johannes Hansen (1803-1859)
Lambertus Johannes Hansen woonde wen werkte in Amsterdam. Hij is een beetje een buitenbeentje: hij maakte zijn tekeningen in Culemborg niet zozeer als voorbereiding voor schilderijen of aquarellen, maar hij was hier in de jaren 1840 een aantal keer ‘op vakantie’. Sommige historici zeggen dat Hansen naar Culemborg kwam vanwege zijn gezondheid, de schone lucht zou hem naar onze stad hebben getrokken. Toeval of niet: zijn zomers in Culemborg vinden plaats precies tussen het overlijden van zijn eerste vrouw (Cornelia Christiani) in 1840 en het huwelijk met zijn tweede vrouw (Geertrui Neeltj Stijnis) in 1847. Dus naast de schone lucht is er wellicht ook sprkae van rouwverwerking in het rustige Culemborg.
Hansen was een schilder van schilderachtige interieurs, waar het licht pittoresk door de ramen naar binnen dwarrelt, een typische genre-schilder dus. Dat is ook terug te zien in zijn tekeningen uit Culemborg: hij tekende daar weliswaar niet zozeer interieurs, maar wel vaak vanaf binnenplaatsen en achtertuinen en hij was kennelijk gek op dakpannen. Hij maakte ook wandelingen in de omgeving van Culemborg. Bij Hansen treffen we niet veel straatbeelden aan. Voor mijn project betekent het dat veel plekken moeilijk te vinden zijn: verschillende keren stond ik bij mensen in de achtertuin of op afgesloten plekken.
Hansen had duidelijk de tijd: zijn tekeningen zijn het meer uitgewerkt dan de tekeningen van de andere tekenaars. Het zijn prachtige, precieze en sfeervolle tekeningen in potlood, inkt en aquarel. Helaas hebben zijn tekeningen flink te lijden van verkleuringen: soms is het papier ronduit bruin te noemen, en ook de aquarelverf is flink verkleurd. De tekeningen bevinden zich in de collectie van het Elisabeth Weeshuis.
Van één aquarelschets bestaat een olieverfschilderij: het uitzicht op Culemborg vanaf de overkant van de Lek. Waar de schets precies, scherp en ‘crisp’ is, is het schilderij wat vlakker.
Zicht op Culemborg vanaf de overkant van de Lek, een olieverfschilderij van Lambertus Hansen. Ter voorbereiding hiervan maakte hij een prachtige aquarelschets, die naar mijn mening mooier is dan het schilderij. Beide bevinden zich in de collectie van het Elisabeth Weeshuis.
Willem Koekkoek (1839-1895)
Willem Koekkoek is een lid van een familie van schilders, waarvan Barend Cornelis Koekkoek (zijn oom) de bekendste is. Deze Barend Cornelis heeft zijn eigen museum in Kleve (Duitsland).
Willem Koekkoek’s schetsen uit Culemborg zijn heel precies en waarheidsgetrouw, iets wat we niet kunnen zeggen van de schilderijen die hij er daarna van maakte. Hij voegde elementen toe om het geheel zo pittoresk mogelijk te maken – dat werd ‘cappricio’ genoemd.
Wanneer Koekkoek in Culemborg was is niet bekend. Hij tekende een huis op de Markt dat in 1883 werd gesloopt, dus dat beperkt de periode. We vermoeden dat hij hier tekende in de jaren 1870.
Het schetsboek met zijn Culemborgse schetsen bevindt zich in het Rijksmuseum in Amsterdam (waar overigens zijn geboortejaar foutief vermeld wordt). Op de site van het museum is het door te bladeren.
Een verdwenen stukje Culemborg in het schetsboek van Willem Koekkoek. Dit apothekershuis stond op de Markt, nummer 35, en werd in 1883 afgebroken. Koekkoeks schetsboeken zijn niet gedateerd, maar hierdoor weten we in elk geval dat Willem Koekkoek voor 1883 in Culemborg is geweest.
Cornelis Pronk (1691-1759)
Cornelis Pronk behoorde tot de ’topografische tekenaars’ van de 18e eeuw. Zij werden ’s zomers door opdrachtgevers het land in gestuurd om stadsgezichten, kastelen en kerken te tekenen. In de winter werkten ze die uit tot gravures voor atlassen.
Niet onvermeld mag blijven de naam van Andries Schoemaker. Dit was een rijke Amsterdamse lakenhandelaar en wordt vaak ‘amateurhistoricus’ genoemd. Maar dan wel een van de stevige soort. Samen met Abraham Rademaker en Cornelis Pronk reisde hij Nederland rond om een persoonlijke atlas te maken. In de zomer reisden ze en tekenden ze, in de winter werden er gekleurde prenten van gemaakt. Het resultaat is een handgeschreven, handgetekende atlas van maar liefst 9000 pagina’s en 2600 tekeningen.
Een bekende atlas waar Pronk tekeningen en gravures aan bijdroeg is ‘Verheerlijkt Nederland’, in verschillende delen uitgegeven door de drukker Tirion in de jaren 1745-1774.
Cornelis Springer (1817-1891)
Cornelis Springer woonde en werkte in Amsterdam. Hij begon als landschapsschilder, later specialiseerde hij zich in stadsgezichten.
Cornelis Springer dateerde zijn schetsen: we weten dat hij hier tekende op 30 en 31 augustus. Echter, hij maakte ook een schilderij van het stadhuis, waarvan geen schets bekend is, dus wie weet is er meer. Een grote krijttekening van de Binnenpoort wijkt sterk af van wat we zien in zijn schetsboeken, maar zou misschien ter plaatse gemaakt kunnen zijn: we zien een zoekende lijnvoering, en een voorafgaande schets is niet bekend.
Op basis van zijn schetsen maakte Springer gedetailleerde aquarellen en schilderijen. Hij verfraaide deze met verzonnen elementen. Zo heeft hij op zijn schilderij van het Stadhuis de gevel voorzien van vier gracieuze standbeelden, die er echter nooit hebben gestaan. Van dat schilderij is overigens alleen een zwartwit-foto bekend, maar er bestaan ook geschilderde kopieën.
In 1857 werd Springer blind aan één oog. Zijn Culemborgse schetsen laten zien dat dit hem in zijn werk kennelijk niet belemmerde. Springer verdiende veel geld met zijn schilderijen – in zijn hoogtijdagen verdiende hij 10.000 gulden per jaar (een gemiddeld jaarsalaris was toen 250 gulden) – maar aan het eind van zijn leven was zijn werk uit de gratie geraakt, tot zijn grote frustratie en teleurstelling. De vlotte, schilderachtige toets van de impressionisten en schilders als Breitner waren in de mode gekomen.
Een kopie van het schilderij dat Cornelis Springer maakte van het stadhuis. Let op de vier standbeelden naast de ramen op de eerste verdieping: in werkelijkheid hebben die daar nooit gestaan. De kopie werd geschilderd door een zekere Gerstenhauer (er zijn meer schilders van die naam), vermoedelijk rond 1920. Waar het origineel van Springer zich bevindt, is niet bekend. Helaas is een schets van Springer van het oude stadhuis niet te vinden – het zit niet (meer) in zijn schetsboek met tekeningen uit Culemborg (Schetsboek XII, nu in het Teylersmuseum). Van Springer is ook een prachtige, grote tekening bekend van de Binnenpoort (de tekening zit in de collectie van het Elisabeth Weeshuis), waarvan ik vermoed dat deze ter plaatse is gemaakt. Hiervan is ook een schilderij bekend. Zo’n zelfde grote schets van het stadhuis zou misschien ook hebben kunnen bestaan.
Jan Weissenbruch (1822-1880)
Jan Weissenbruch kwam in 1848 naar Culemborg om daar te tekenen. Hij maakte potloodschetsen en waarschijnlijk ook aquarellen. Op basis van deze schetsen en aquarellen, maakte hij daar in zijn atelier in Den Haag schilderijen en etsen van.
In zijn schilderijen streefde hij geen ’topografische juistheid’ na. Wat opvalt is dat hij de Culemborgse straatbeelden wat grootser en statiger maakt. Kenmerkend voor de schilderijen van Jan Weissenbruch is het scherpe zonlicht.
Voor mijn project is het jammer dat veel plekken die Jan Weissenbruch tekende inmiddels zijn verdwenen, zoals de stadspoorten en de Waltoren. Ook zijn zijn schetsen niet online beschikbaar: ik moest me baseren op matige reproducties, gebaseerd op oude zwartwitfoto’s. De schetsboeken bevinden zich in het Kunstmuseum in Den Haag.
Een portret van Jan Weissenbruch aan het werk, getekend door zijn collega David Bles. Zo zat Weissenbruch er misschien ook bij toen hij werkte in Culemborg: een schilderskist op schoot. In zo’n kist zaten zijn materialen en de deksel diende als ezel. Staat er een fles water om zijn verf te verdunnen op de grond, of is het toch een kruik jenever?